Every Thing Will Be Fine
Wenders’ eerste echt fictiefilm sinds DON'T COME KNOCKING (2008) is niet de terugkeer waar we op hoopten. Het begint wel goed. Schrijver Tomas (James Franco) zit vast in een writer’s block en een ongelukkige relatie als hij per ongeluk een jongetje aanrijdt. Alhoewel diens moeder Kate (Charlotte Gainsbourg) het hem vergeeft, raakte hij van het padje af. Eenmaal uit de goot gesleurd, en vele jaren later is Tomas een gevierd schrijver in een nieuwe, stabiele relatie. Maar het verleden komt hem halen in de vorm van de bijna-volwassen broer van het jongetje, die een fixatie heeft op de schrijver en hem verantwoordelijk houdt voor het ongeluk van zijn moeder.
De stoïcijnse Tomas voelt zich geenszins onveilig en laat het allemaal op zich af komen. Eigenlijk wordt hij –tot waanzin van zijn nieuwe vriendin én de kijker- door niets en niemand geraakt, en zombiet hij maar wat door het leven. Ook een confrontatie met Kate zorgt voor een opvallende onemotionele sequentie, want er is nauwelijks chemie te bespeuren tussen de dodelijk saaie Charlotte Gainsbourg en James Franco.
Wenders doet zijn best om er iets van te maken: zo zet hij het rustige 3D, de mooie artdirection en retro-belichting in om de kijker emotioneel bij het script te betrekken, en geeft hij bepaalde scènes een bijna Hitchcockiaanse spanning, waarbij hij gretig gebruik maakt van de voortreffelijke score van Alexandre Desplat, die zijn inspiratie duidelijk bij Bernard Herrmann haalde. Maar het is te log, te sloom en te ouderwets. Het zal hier in Berlijn, waar de film buiten competitie draait, nog een heel gevecht worden om dit aan distributeurs te verkopen.