Kong: Skull Island

Regie: 
Jordan Vogt-Roberts
Cast: 
Tom Hiddleston, Brie Larson & Samuel L. Jackson
Jaar: 
2017
Duur: 
118 minuten
Genre: 
Monster
Waardering: 
4 sterren

De nieuwe King Kong-film is de beste sinds het origineel uit 1933. Goed, dat zegt weinig. Misschien is het sterker om te stellen: de beste in z'n soort sinds JURASSIC PARK. Maar hoe veel écht goede monsterblockbusters zijn er sinds 1993 nou gemaakt? In elk geval, KONG: SKULL ISLAND is een verademing.

Het is de tweede film in het zogeheten MonsterVerse van Legendary Enterainment en Toho, een universum dat geïntroduceerd werd in GODZILLA (2014). Wie bij die film klaagde dat het titelmonster te laat en te weinig in beeld kwam, kan hier z'n hart ophalen: al in de eerste vijf minuten toont Kong zijn smoel.

Is dat niet dodelijk voor het mysterie? Geen zorgen, Skull Island heeft nog meer monsterlijke bewoners. Het zijn vooral de reuzenhagedissen waaraan de film veel tijd besteedt, maar er is ook een grote octopus die Kong aanvalt, tot hij het beest plattrapt en de tentakels als spaghetti naar binnen slurpt, en – laat ik niet te veel weggeven. Eén van de geneugten van SKULL ISLAND is verrast te worden door de wonderlijke wezens die regisseur Jordan Vogt-Roberts en zijn effectenteam tot leven brengen. De film is bereid aan plottempo in te leveren om ons die monsters te laten zien, met een kinderlijk plezier dat doet denken aan Ray Harryhausen.

Naast de monsters zijn er, je zou het bijna vergeten, natuurlijk ook nog de menselijke personages. 1973: de geheime organisatie Monarch, geïntroduceerd in GODZILLA, stuurt een expeditie van wetenschappers naar een net ontdekt eiland, bijgestaan door soldaten uit de net verloren Vietnamoorlog. Dat drama achter de rug, belanden die jongens opeens in de poten van een reuzenaap. Geen wonder dat kolonel Packard (Samuel L. Jackson), die een groot aantal van zijn mannen ziet verdwijnen onder de voeten van Kong, zich ontpopt tot een Kapitein Ahab. Koste wat kost wil hij het monster omleggen. De woordspelingen maken zichzelf: liever een guerilla-oorlog dan een gorilla-oorlog; King Kong is nog erger dan de Vietcong. Maar de verwijzingen naar de oorlog, inclusief een paar knipogen naar APOCALYPSE NOW, blijven cosmetisch.

Naast al die monsters treft de expeditie ook Hank Marlow (John C. Reilly) aan, een Tweede Wereldoorlogveteraan die in 1944 op het eiland is neergestort. Hij leeft met de autochtonen, die hier een stuk minder racistisch wordt neergezet dan in alle voorgaande Kongfilms – hoewel er nog steeds wat problemen zijn. Marlow heeft 28 jaar op dat eiland gezeten, maar lijkt geen van de bewoners als individu te kennen; hij kent slechts 'de Iwi', als één entiteit. Ook komt hij met onzinnige clichés die we kennen uit duizend andere verhalen over 'nobele wilden': “Ze kennen hier geen persoonlijk bezit,” stelt hij. Een onwaarschijnlijke bewering, want ze hebben een agrarische samenleving, maar goed; er zit verbetering in de representatie van stammen in Hollywood.

Marlow en Packard zijn de meest memorabele personages, dankzij het lekker vette spel van Reilly en Jackson. Ook het noemen waard: Tom Hiddleston als cynische, maar dappere ex-soldaat, Brie Larson als vredelievende oorlogsfotograaf, Toby Kebbell als bikkelharde majoor en John Goodman als de door monsters geobsedeerde expeditieleider. De personages zijn grof geschetst, hun motivaties en verlangens nét duidelijk genoeg om met ze mee te kunnen leven. Zo hoort dat in een ensemblefilm. Waar GODZILLA ons opscheepte met een doodsaaie hoofdrolspeler, geeft SKULL ISLAND ons een cast waarin (gelukkig!) geen enkele hoofdrol aan te wijzen valt.

Of, om een tenenkrommend cliché te gebruiken, het eiland zélf is de hoofdrolspeler, met z'n verrassende flora en fauna en spectaculaire zonsondergangen. Alles liefdevol in beeld gebracht door Jordan Vogt-Roberts, die ons trakteert op een paar knappe long takes. Tja, welke regisseur maakt tegenwoordig geen virtuoze long takes? Maar bij Vogt-Roberts staan ze allemaal in dienst van overzichtelijkheid: hij wil boven alles dat we de actie kunnen volgen.

De kleuren (dieprood, fris groen, vurig oranje) springen vrolijk van het scherm, zoals je zelden nog ziet in blockbusters. Dat is trouwens een extra reden om 2D aan te raden. 2D heeft sowieso de voorkeur bij spektakelfilms, omdat in 3D alles kleiner lijkt en slechter te volgen is, maar bij SKULL ISLAND verdient het benadrukt te worden: het is zonde je geld te verspillen aan een 3D-bril die ervoor zorgt dat je niet kunt genieten van dit kleurenpallet in volle glorie. Alleen tijdens het grote finalegevecht krijgt de film opeens weer een flets uiterlijk, dat doet denken aan de gemiddelde Marvelfilm – een vreemde keuze voor een visueel virtuoze regisseur met zo veel zelfvertrouwen als Vogt-Roberts. Maar goed, het blijft cool om Kong te zien worstelen met een reuzenhagedis.

 

Kong: Skull Island